Ravensbrück-les-bains (zalig oord)

Ravensbrück-les-bains (zalig oord)

Als ik bij mijn machine zit te denken
Aan Ravensbrück-les-bains, dat zalig oord
Die plaats bekend om al zijn mooie vrouwen
Zie ‘k weer wat daar mijn oog heeft bekoord

Nooit zal ik vergeten die stralende dag
Aan het Ravensbrücker strand
Al wat het Lager aan schoonheid bezat
Lag uitgestald in ‘t witte zand

‘k Zie weer dat bultige bottige been
Die magere rug, ‘t bot steekt erdoorheen
Die weeld’rige pieken zo dor en zo steil
Die badhanddoek, pardon, ‘t is geen dweil

Nooit zal ik vergeten die schitterende pracht
Van het Ravensbrücker zomertoilet
De mode brengt ons dit jaar een blauwgrijze streep
Bij voorkeur gekreukeld en geplet

Mijn trommelvliezen worden bont en blauw
Door ‘t lieflijk gekrijs ener hysterische vrouw
In mijn badstoel met de poten omhoog
Houd ik mijn zonnepakje droo-oo-oog

Bron: ‘Hoor de vrouwen zingen’, liedjes uit Vught en Ravensbrück;
Literair Eetcafé Miller, 1987